Gitaar Begrippen

Aktie:(action)
Een term gebruikt om de hoogte van de snaren boven de toets aan te geven.


Aktief:(active)
Wanneer elementen zogezegd aktief zijn dan is er een voor versterker die extra energie nodig heeft en verkrijgt door middel van een 9 volts batterij. Dit zorgt voor een sterker signaal en/of groter bereik.

Alnico:
Een legering gebruikt in de elementen van een gitaar, bestaat uit cobalt, nikkel en alluminium.


Archtop:
(gewelfde top) Een gitaar met een gewelfde top, die of gesneden of gepersd is om de welfing te maken. Algemeen geassoicieerd met jazz gitaren en natuurlijk de bekende ES modellen van gibson. Maar ook een massiefe gitaar kan een gewelfde top hebben.


Binding: Een decoratieve en beschermende strip gemaakt van hout of plastic die is geplaatst langs de randen van de gitaar, kan echt overal op de gitaar zitten ook wel op de randen van F holes. Dit wordt gebruikt om verbindingen af te sluiten en te beschermen. Soms wordt het foutief aangeduid als purfling, purfling is eigenlijk de inleg die langs de binding loopt, dit zie je vooral op duurdere akoestische gitaren meestal van abalone.

Bolt on:
Dit duidt op de manier waarop de hals bevestigd is, geschroefd dus.


Book matched:
Over het algemeen hebben akoestische gitaren en jazzgitaren een bovenblad dat bestaat uit 2 helften, die aan elkaar gelijmd zijn. Book matched betekent het hout zo gezaagd en gelijmd is dat het lijkt of de beide helften spiegelbeelden van elkaar zijn. Dit bookmatchen is tegenwoordig ook normaal op de higher end electrische gitaren.

Braces:
Braces zijn de versterkingen in een hollowbody gitaar zorgend voor stevigheid en hebben invloed op de klank. Een X brace is een populaire vorm hiervan, andere braces zijn de ladder brace,waaier brace,en scalloped brace.


Brug:
Bruggen heb je in een grote variatie van vormen en afmetingen, op een solidbody zitten ze over het algemeen vast en houden de zadels vast waar de snaren op rusten. Op jazzgitaren staan ze los en worden op hun plaats gehouden door de snaarspanning en kunnen gemakkelijk verplaatst worden.


Brug pennen:
De pennen die gebruikt worden bij westerns om de snaren op hun plaats te houden bij de brug.


Cap:
Capicitator, een electronisch onderdeel dat enige spanning opslaat, worden gebruikt bij de toon potmeters.


Capo:
Een soort van klem dat dwars over de hals van een gitaar wordt geklemd, op die manier werkend als een soort van verplaatsbare topkam.

Centerblock:
Een massief blok dat door het midden van de body van een semi akoestische gitaar loopt, wordt Ook wel sustainblok genoemd.


Coil tap:
Schakelaar die gebruikt wordt om een humbucker op te breken in singlecoils.


Cutaway:
De hap die uit een gitaar mist om gemakkelijke toegang tot de onderste fretten te krijgen, een double cut gitaar heeft aan beide kanten van de hals een cutaway.


Deep set:
Een gelijmde hals met een langere tenon voor meer sustain.

Dog ear:
Bijnaam voor een p 90 achtig element met montage oren.


Dreadnought:
Een type grote akoestische gitaar.


Duimwiel:
De kleine wieltjes onder sommige bruggen waarmee de aktie kan worden aangepast.

Eindblok:
Akoestische gitaren hebben over het algemeen 2 massieve blokken die elk in de uiteinden van de gitaar body zijn gemonteerd. Een halsblok bij de hals en een eindblok aan de onderzijde, zorgen voor stevigheid en de mogelijkheid om een strapbutton te monteren.


Electro akoestisch:
Een akoestische gitaar met een ingebouwd element, meestal een piezo element.


Element:
Een apparaat dat veranderingen in het magnetische veld waarneemt wanneer de snaren bewegen en dit omzet in geluid.

Endpinjack:
Een gecombineerde strapbutton en output jack, gebruikt bij electro akoestische gitaren.


Fhole:
Een F vormig klankgat zoals je ziet op klassieke snaar instrumenten.

Finish:
De beschermende laag op een gitaarbody, kan lak, plastic, vinyl etc zijn.


Flat top:
Hiermee wordt een akoestische gitaar bedoeld die geen gewelfd bovenblad heeft, zoals klassieke en western gitaren.


Flatwound:
Soort snaren waarbij de E A D snaren zijn omwonden met een platte draad inplaats van de standaard ronde draad. Veel gebruikt door jazzgitaristen.


Fret:
Metalen draad die in intervallen in de toets zijn gezet.

Fretbuzz:
Een zoemend geluid dat je hoort wanner een snaar een fret raakt, kan worden veroorzaakt door, onjuiste aktie, ongelijke frets, te diep gesneden topkam of een kromme hals.


Fretloos:
Een gitaar waarvan de hals geen frets bevat, dit zie je vaker bij basgitaren dan bij normale gitaren.


Fretmarker:
Een inleg in de toets die de positie aangeeft, standaard posities zijn bij 3,5,7,9,12,15,17,19, 21,24 sommige oudere merken hebben afwijkende plaatsen voor fretmarkers.


Gauge:
Term gebruikt voor de dikte van de snaren.

Gelamineerd:
Een modieuze naam voor multiplex of triplex, een boel high end jazz gitaren zijn gemaakt van gelamineerd hout, het geeft ze een grote stevigheid van de body.


Germanized carved:
Een wijze van snijden van de top, duidelijk zichtbaar hoogte verschil tussen rand en rest van de Top, met een vrij abrupte overgang.

Gig bag: Gitaargevormde en beklede tas om een gitaar etc in te vervoeren.

Halshoek:
De hoek van de hals ten opzichte van de body.


Halsblok:
Het halsblok bevindt zich in de body aan de basis van de hals, is nodig om een stevig punt te maken waar aan de hals kan worden bevestigd. Dit geldt alleen voor akoestische gitaren en andere hollowbody’s.

Halspen:
Een stang die door het midden van de hals loopt onder de toets, de halspen zorgt voor versteviging van de hals en gaat buigen door de snaarspanning tegen. Is afstelbaar bij de meeste gitaren om de kromming van de hals aan te passen.


Halsplaat:
Een metalen plaat die zorgt voor extra stevigheid bij de halsverbinding van bolt on gitaren.


Hardtail:
Een gitaar zonder tremelo.

Hardware:
Alles wat op de gitaar gebouwd is en vervangen kan worden behalve de hals.


Headstock:
De kop van de gitaar.


Hiel:
Punt waar de hals overgaat in de body.

Inleg:
Decoratief materiaal dat in de body, hals of kop is ingelegd.


Intonation:
Duidt op de gitaars mogelijkheid om zuiver te zijn op alle posities van de hals, vaak afgesteld door het verplaatsen van de zadels in de brug.

Jackplate:
Bevestigingsplaat voor de output jack.


Klankgat:
Het gat in het bovenblad van een akoestische gitaar die het geluid projecteert of er puur voor de looks in zit.


Locking nut:
Zie toplock.


Locking tuners:
Stemmechanieken die je vast kan zetten om ontstemmen tegen te gaan.

Machine heads:
Zie stemmechanieken.


Mensuur:
Mensuur is de maximale lengte die beschikbaar is voor een snaar om te trillen. Op een gitaar is dit de afstand tussen de topkam en de brugzadels.


Necktrough:
Een hals die door de body heen loopt, de body is als een set vleugels aan weerszijden er aan gelijmd.


Nulfret:
Een fret direkt onder de topkam, die dus fungeert als topkam, voordeel altijd een goede snaarhoogte bovenaan de hals. Bij gitaren met een 0 fret dient de topkam dan alleen maar om de snaren te geleiden en de goede onderlinge afstand te bepalen.

Position marker:Kleine stipjes op de zijkant van de hals.


Pick:
(Plectrum) Een klein stukje van een hard materiaal waarmee de snaren worden aangeslagen. Vaak gemaakt van plastic, maar alle materialen zijn mogelijk, vroeger werd schildpad er veel voor gebruikt maar dit is al enige jaren verboden.


Resonator:
Een akoestische gitaar wiens geluid wordt versterkt door ingebouwde metalen pijpen inplaats van het Klankbord. Populair instrument in blues en folk muziek, produceert een metalig geluid.

Refin:
Zo noemt men het als je een gitaar voorziet van een nieuwe finish (laklaag), gedaan op een oude of dure en zeldzame gitaar is erg nadelig voor de waarde.


Relief:
De kromming van een instruments hals die nodig is om te zorgen dat de snaren nergens aanlopen, als de kromming te groot of te klein is dan kan deze worden aangepast door de halspen af te stellen.


Routing:
De ruimtes in een gitaar waar de bedrading en electronica in past.


Scalloped:
De toets is tussen de frets uitgehold, om de wrijving te verminderen tussen de vingers van de gitarist en de toets. Met een scalloped fretboard raken de vingers alleen de snaren en niet de toets.


Schaal:
Lengte van de vibrerende snaar van topkam/0 fret tot zadel of twee keer de de afstand tot de 12e fret.


Slagplaat:Een plaat die op de gitaar is bevestigd,geschroefd of gelijmd, om beschadigingen van de gitaar te komen door plectrums e.d. Ook is er vaak de electronica aan bevestigd, verkrijgbaar in vele kleuren en materialen.


Slide:
Een buis die om een vinger past en waarmee over de snaren wordt gegleden ien zo de noten te fretten. Meestal gemaakt van glas of metaal.


Snaar geleider
De snaargeleider, ook wel de string tree of string guide genoemd, geleid de hogere snaren bij gitaren waarvan de kop in het verlengde van de hals staat en niet in een hoek.


Soundboard:
Het bovenblad van een akoestische gitaar.

Stemmechanieken:
Mechanisch apparaatje dat gebruikt wordt om de snaarspanning te verhogen of te verlagen, dus om een gitaar te stemmen bevinden zich in het algemeen op de kop. Bij headless gitaren zitten ze aan de brug zijde.


Stemfluit:
Fluitje gebruikt om een snaarinstrument te stemmen.


Strap: Draagriem voor gitaar.

Strap button:
De button (knop) waar de draagriem op bevestigd zit.


Straplock:
Een bevestiging waarmee de dragriem op de strap button (knop) bevestigd zit.


Stringtree: Of stringguide, een geleider om de snaren in de topkam te drukken en te geleiden.


Sustain: De tijdsduur een noot aanhoudt nadat hij gespeeld is.


Tenon:
Het deel waarmee een gelijmde hals in de body is bevestigd.

Tailpiece:
Het staartstuk is het onderdeel aan het begin van de snaren.


Toets:
Het oppervlake van de hals waar de fretdraad in zit, wordt ook wel fretboard of fingerboard genoemd.

Topkam:
Topkam bevindt zich aan het eind van de toets voor de kop, gebruikt om een juiste snaarhoogte en ruimte tussen de snaren te krijgen.


Toplock:
Een klem dat de snaren vast klemt in de topkam, ook wel locking nut genoemd.


Tremelo:
Een term gebruikt voor vibrato of tremelo arm, maar kan ook wijzen op een bepaald brugtype.


Trusrod:
Zie halspen.


Trusrod cover:
De afdekplaat van de kop van de halspen.

Tune o matic:

Deze brug is algemeen op gibson stijl gitaren en rust op 2 thumbwheels en heeft zes zadels Zodat intonatie per snaar mogelijk is.


Tuners:
Zie stemmechanieken.


Vaste brug:
Wordt een non vibrato brug mee bedoeld.

Vibrato:
Brug/staartstuk waarmee je de spanning van de snaren kan veranderen wanneer de vibrato arm wordt bediend. Wordt meestal een tremelo genoemd wat eigenlijk fout is.


Volute:
Een stuk hout geplaatst net achter de kop, om de verbinging tussen hals en kop te versterken.


Whammy bar:
Zie tremelo en vibrato.


Zadels:
Het deel van de brug waar de snaren op rusten.